Dat het belangrijk blijft om te letten op de eigendomsverhouding tussen woningbezitters bij de vraag naar de onderlinge draagplicht van hypothecaire lasten en aandeel in de schuld of overwaarde, blijkt uit een recente uitspraak van het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch.
Man en vrouw zijn eerst ongehuwd samenwonend en trouwen daarna op huwelijkse voorwaarden met uitsluiting van elke gemeenschap van goederen en een periodiek verrekenbeding. Vóór het huwelijk hebben ze samen een woning gekocht, waarbij de vrouw voor 2/3 en de man voor 1/3 eigenaar is. De woning is gefinancierd met een gezamenlijke hypotheek. Over de draagplicht voor de hypotheekschuld hebben ze geen afspraken gemaakt. Tijdens het huwelijk, twee jaar vóór de echtscheiding, lost de vrouw € 45.000,00 af op de hypotheekschuld met eigen vermogen.
De vraag is nu: welk bedrag dient de man aan de vrouw te vergoeden? De helft of 1/3 van de aflossing door de vrouw?
Voor de hypotheekschuld zijn de man en de vrouw hoofdelijk aansprakelijk jegens de bank. Volgens artikel 6:10 BW zijn zij in hun onderlinge verhouding draagplichtig voor het gedeelte van de schuld dat hem/haar in hun onderlinge verhouding aangaat. Hierover hebben zij onderling niets afgesproken. Op grond van artikel 3:172 BW zijn zij dan in beginsel ieder voor de helft draagplichtig. Het Hof oordeelt echter dat de man en de vrouw onderling draagplichtig zijn naar rato van hun eigendomsaandeel: de vrouw voor 2/3 en de man voor 1/3. Het hof verwijst voor dit oordeel naar de onderlinge rechtsverhouding tussen partijen alsmede de eisen van redelijkheid en billijkheid die deze rechtsverhouding beheersen en op grond waarvan zij hun gedrag mede moeten laten bepalen door de gerechtvaardigde belangen van de ander.
Deze partijen hebben om hen moverende redenen bij de aankoop (overdracht) van de woning uitdrukkelijk gekozen voor een ongelijke eigendomsverhouding. De hypotheekakte is onlosmakelijk verbonden met de woning en de eigendomsrechten van partijen. Gelet hierop dient de gekozen onderlinge eigendomsverhouding ook aan de draagplicht van de hypothecaire schuld ten grondslag te liggen, aldus het Hof. De man dient aan de vrouw slechts 1/3 van de door haar afgeloste hypotheekschuld te vergoeden. Het Hof neemt hierbij in aanmerking dat bij de verdeling van de woning de waarde, alsook de eventuele restschuld, ook naar evenredigheid van de gekozen verhouding (1/3:2/3) zou worden afgerekend. Als de vrouw slechts de helft van de hypotheekschuld zou behoeven te voldoen (i.p.v. 2/3), dan zou zij met een geringe investering een hoger rendement behalen en dan zou volgens het Hof sprake zijn van een wanverhouding.
Zie Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 13 maart 2018, https://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:GHSHE:2018:1104
Zie ook:
HR 19 oktober 2007, https://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:HR:2007:BA7024
HR 21 april 2006, https://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:HR:2006:AU8938